Pasteurellose of Besmettelijk snot

Oorzaak : Pasteurella multocida

Symptomen : etterige neusuitvloei ; niezen ; korsten rond de neus ; daar konijnen zich vaak reinigen is dit laatste symptoom niet altijd duidelijk maar in dat geval zijn de haartjes aan de binnenkant van de voorpoten bevuild en kleven samen. Konijnen kunnen chronisch snotverschijnselen vertonen en daar blijkbaar weinig last van ondervinden. Mogelijke complicaties zijn : pneumonie, otitis media en interna ( -> torticollis), pericarditis, metritis, subcutane abcessen. De morbiditeit en mortaliteit is o.a. afhankelijk van de virulentie van de Pasteurella stam en klimatologische omstandigheden.

Letsels : zeer verscheiden o.a. etter in neusholte en sinussen, purulente tracheitis, purulente of fibrineuze pleuropneumonie, longabcessen, purulente pericarditis, metritis, subcutane abcessen

Behandeling : individuele behandeling met antibiotica van het door snot aangetaste konijn heeft niet veel effect. De Pasteurella stammen zijn in vitro allen gevoelig aan de gebruikelijke antibiotica, maar ook aan de hoogste doses beinvloeden deze antibiotica de kiempopulaties in de neusholten niet. Wel kunnen ze tijdens de behandelingsperiode de komplicaties onderdrukken. Bedrijfsbehandeling : -zieke dieren elimineren ; ze fungeren als ziekteverspreiders door het niezen, zijn minder productief en besmetten hun jongen op zeer jonge leeftijd. Alle pasteurelia-dragers elimineren is een onmogelijke zaak omdat er zeer veel asymptomatische dragers voorkomen en er met bacteriologisch onderzoek (neusswabtest) veel valse negatieve resultaten zijn. Bovendien zijn er geen pasteurella-vrije fokdieren te bekomen.. - klimaat verzorgen : geen te sterke temperatuur-schommelingen, goede luchtvochtigheid, efficiënte verluchting, tocht vermijden. Het is reeds lang bewezen dat extreme temperatuurschommelingen latente infecties kunnen doen overgaan in klinische. Konijnen kunnen wel zeer goed de koude verdragen, de ideale temperatuur in de konijnestal is 16°C Bij lagere temperatuur stijgt de voederopnarne, maar de gezondheid van volwassen dieren lijdt er niet onder. Ook de verluchting is belangrijk. Bij experimentele besmettingsproeven is aangetoond dat de infectie beter aanslaat en een ergere ziekte geeft wanneer de ammoniakconcentratie hoog is. In openluchtstallen komt zeer zelden snot voor.

Vaccinatie is mogelijk. De konijnen zijn gedurende minstens 6 maand beschermd. Een gunstige werking tegen snot is nooit aangetoond geworden, omdat ' snot moeilijk kan gereproduceerd worden. Stalvaccins zijn wellicht beter, maar financieel slechts verantwoord vanaf 2 000 dosissen. Vaccinatie-knobbels (vreemd voorwerp granulomen) kunnen zich ontwikkelen. Soms kunnen ze zeer groot worden en openbarsten. Dit risico bestaat vooral bij autovaccins of als geen olie-adjuvans gebruikt wordt. Gewoonlijk blijven de knobbels klein en worden bij het slachten weggesneden met de huid. Alleen voor tentoonstellingskonijnen vormen ze een probleem.

BORDETELLA BRONCHISEPTICA

Praktisch alle konijnen zijn besmet met Bordetella bronchiseptica Ze hebben er meestal weinig last van, alhoewel er histologische letsels aanwezig zijn in de trachea en de bronchen.

Vermoedelijk is Bordetella de oorzaak van "grollende" konijnen. Dit zijn konijnen met een zeer luidruchtige ademhaling maar zonder vuile neus. Ook daarvan schijnen ze geen hinder te hebben. Bij behandeling met tetracycline verdwijnt het verschijnsel. Vermoedelijk kan dit ook spontaan verdwijnen.