Onze konijnen .

De vruchtbaarheid van het konijn is werkelijk legendarisch.
Om de voortplanting bij het konijn beter te begrijpen en ook de problemen die daarmee in verband staan, bespreken we hier de fysiologie der voortplanting.

De puberteit :

Dit is de leeftijd waarop het dier geslachtsrijp wordt. De voortplanting kan slechts geschieden op het ogenblik dat de voortplantingsorganen voldoende ontwikkeld zijn.
Bij de geboorte liggen de teelballen van de ram in de buikholte, bij de puberteit zakken ze uit naar het scrotum, maar kunnen dan gemakkelijk opnieuw opgetrokken worden in de buikholte.
Het seksen kan gebeuren vanaf de geboorte en dit door onderzoek van het geslachtsapparaat, maar wordt pas goed duidelijk vanaf 4 weken.
Voor middenrassen kan men zeggen dat de productie van de eerste spermatozoïden begint omstreeks 50 dagen. Het eerste seksuele gedrag wordt waargenomen op de leeftijd van 8 à 10 weken en de eerste zaadlozingen op een ouderdom van 4 maanden.
Bij de voedster kan de eerste copulatie geschieden vanaf de twaalfde week, maar de pubertijd, dus het ogenblik waarbij de dekking gevolgd wordt door een eisprong, ligt rond de 3,5 maand.
Bij dwergrassen stel ik vast dat de puberteit vroeger begint dan bij de midden en grote rassen.
De geslachtsrijpheid wordt beïnvloed door de groeisnelheid en men mag veronderstellen dat een voedster vruchtbaar wordt zodra ze 2/3 van haar volwassen leeftijd heeft bereikt.
Normaal gezien kunnen voedsters bij goede voeding gedekt worden vanaf de 4de maand. Het is wel beter iets langer te wachten om voldoende deklust en vruchtbaarheid van de ram te bekomen.

Het kan, 1 ram per 10 voedsters:

De ram produceert continu spermatozoïden die deels opgeslagen worden in de testikels en deels in het zaadzakje.
Bij elke dekking komt er 0.6 tot 0.8 ml sperma vrij, dat 150 tot 600 miljoen spermatozoïden per ml bevat.
Het volume en de concentratie van de dekking wordt wel beïnvloed door het aantal sprongen, maar algemeen wordt aangenomen dat 1 ram per 10 voedsters volstaat, zelfs bij versneld voortplantingsprogramma.

Eisprong:

De eitjes rijpen op de twee eierstokken tegelijkertijd en deze komen slechts los ongeveer 10 tot 12 uur na de koppeling. Indien er geen koppeling heeft plaats gevonden dan komen wel de follikels los van de eistok na 7 à 10 dagen en worden deze vervangen door nieuwe follikels. In deze periode zal de voedster zich niet willen laten dekken.
Als er een eisprong plaats grijpt, werken de twee eierstokken gelijktijdig en er komen gemiddeld 10 tot 15 eitjes vrij. Dit aantal kan naar het schijnt ook hoger te liggen in de periode van januari tot juni, door het lengen van de dagen.

Bronst:

In mijn vorige artikels schreef ik al over de koppeling. Deze gebeurt best in het hok van de ram. Als de voedster dekwillig is, dan zal de ram de voedster al na enkele seconden bespringen. Wacht daarna 5 à 10 minuten en laat de ram alles nog eens overdoen. Indien men omgekeerd te werk zou gaan (ram bij voedster in het hok brengen) zou dit veel meer tijd in beslag nemen.Het is wel belangrijk dat de voedster niet te bronstig is
Wanneer men met kunstlicht werkt, zodat de dag verlengd wordt tot ongeveer 16 uur, dan is het percentage bronstige voedsters regelmatiger.
Anderzijds stelt men ook vast dat de meeste voedsters zich wel laten dekken de eerste drie à vier dagen die volgen op het werpen, maar dat het percentage dat weigert hoger wordt naarmate de zoogperiode vordert.
Praktisch bestaat er geen enkele methode om vooraf uit te maken of de voedster zich al dan niet zal laten dekken.
Na regelmatig contact met de ram zal de voedster zich gemakkelijker laten dekken.

Palperen:

De prikkeling van de paring brengt een complex hormonaal systeem in werking, dat aanleiding geeft tot de eisprong.
In 15 van de 100 gevallen wordt de koppeling niet gevolgd door een eisprong. Maar meestal zal, indien de ram vruchtbaar is, het zaad opstijgen tot in de eileiders en daar de eitjes ontmoeten, zodat de bevruchting kan geschieden.
Indien er om de een of andere reden geen bevruchting plaats grijpt (b.v als de eisprong ontstaat nadat voedsters elkaar bespringen) kan er een schijndracht ontstaan die gewoonlijk ongeveer 15 dagen duurt en eindigt met het bouwen van een nest en ook de ontwikkeling van de melkklieren stimuleert, doch vanzelf sprekend zonder jongen.
Een drachtige voedster kan een zeer goede koppeling toelaten en omgekeerd kan een niet drachtige een koppeling weigeren. Hierop kan men zich dus ook niet baseren om te bepalen of ze drachtig zijn of niet.
Hier is de enige manier "palperen". Als men de duim en de wijsvinger laat glijden langs weerszijden van de buikholte kan men kleine bolletjes voelen, die inderdaad de embryo's zijn, en regelmatig verdeeld liggen in de baarmoederhoornen.
Palpatie is goed te doen in het midden van de draagtijd, dus ongeveer twee weken na de dekking. Een geoefende persoon zal hier geen moeite mee hebben.
Anderzijds is palpatie na 25 dagen af te raden Men kan de verbindingen tussen placenta en baarmoeder verbreken, wat aanleiding geeft tot voortijdig bevallen.

Embryonale sterfte:

Onafhankelijk van het accidenteel afsterven van de foetus stelt men een embryonale sterfte vast tussen de 30 en 100 % van de vrijgekomen eitjes.
Het afsterven gebeurt nog voor de inplanting. Deze embryonale sterfte hangt af van meerdere factoren. Ze ligt hoger bij oudere voedsters dan bij jonge, is ook hoger in een periode van zeer sterke bronst en is daardoor ook afhankelijk van het seizoen.

Worp en zoogperiode:

Het is aan te raden de voedsters niet de laatste dagen te verplaatsen. In de meeste gevallen trekken ze dan te weinig of zelfs helemaal geen wol meer, wat niet gunstig is voor de jongen.

De dieren moeten zeker vijf dagen voor de bevalling in hun gepaste hok geplaatst worden om aan de omgeving te wennen. Doet men dit nog korter tegen de geboorte aan, dan is het risico zeer groot dat alles misloopt en de jongen verloren zijn.

In mijn vorige artikels schreef ik al dat de jongen naakt en blind geboren worden en dat de voedster slechts 1 maal per dag gedurende enkele minuten laat zuigen.
De melkproductie blijft stijgen tot aan de 21ste dag, maar gaat voort tot de 6e week. Na de 6e week drinken de jongen praktisch geen melk meer.
Konijnenmelk is ook een zeer rijke melk. Ze bevat 13% eiwit en 9% vet.
Het is beter de jongen niet te lang bij de voedster te laten om uierontsteking of beschadiging van de melkklieren te voorkomen.
7 a 8 weken is lang genoeg.

W. de Witte
A-keurmeester
14 juni 2004